dinsdag 23 augustus 2016

Dag 8 (22.8.2016) - van Ille-sur-Têt naar Darnius: over de Pyreneeën met sherpa Steven

[Pablo] Vandaag zijn we in Spanje aangekomen. Ik had beloofd dat ik aan dit blog zou schrijven als we de grens over waren, en ik houd me aan mijn woord.

Om acht uur gaat de wekker. Het is erg vroeg voor ons, maar het ontbijt is half negen en we willen er op tijd zijn. Dit lijkt achteraf een gerechtvaardigde opoffering; het ontbijt is het beste tot nu toe. De man en vrouw van de chambre d'hôte brengen koffie en jus d'orange, een zelfgemaakt yoghurtje met fruit, verse croissants, ham en goede kaas (inclusief stukken Comté, een van mijn favorieten). Ook is er een optie om eieren bij het ontbijt te krijgen op welke manier dan ook. Heerlijk! De omgeving met tuintje, fontein en een strakblauwe lucht maken het nog idyllischer. 

Toch vertrekken we om meerdere redenen om 11 uur uit Ille-sur-Têt. Is het tè laat? Waarschijnlijk wel als je niet teveel last van de zon wilt hebben. Aan de andere kant, is het veel constanter met het ritme dat we tot nu toe hebben gevolgd. 

De eerste 13 kilometer gaan erg vlot, pap rijdt met een gemiddelde snelheid van 25,19 km/h. We komen aan in Thuir maar nemen nog geen drankje omdat we eerst bij de 20 km willen komen. Bij Fourques, een tijdje later, nemen we wel een pauze met drankje. We houden het kort; als we nog in Maureillas las Illas willen aankomen op een redelijk uur, dan hebben we geen tijd te verliezen. 

Als oefening op de Pyreneeën krijgen we nog de klim naar Llauro, die aan het begin een beetje zwaar is maar geleidelijk lichter wordt. Daarna is het bijna alleen maar dalen naar Maureillas, het dorp aan de voet van de bergen. 

Ondanks het feit dat de tocht naar het dorp erg licht is, komen we toch pas om 3 uur aan; de kok in het plaatselijke restaurant is al naar huis gegaan. Ook de eigenaar/barista en zijn vrouw willen eigenlijk al naar huis, maar staan erop dat wij rustig onze fles water, cola's en een klein pakje pringles nuttigen. Dat is de enige voedsel die ze nog hebben. Als we onze krachten terug hebben en klaar zijn met onze drankjes besluiten we gewoon richting Las Illas te gaan en onderweg te stoppen als er vijgen zijn. 

Dat blijkt meer een symbolische oplossing te zijn; eenmaal op pad blijken er geen vijgenbomen meer te zijn en ik word erg gericht op de weg. Ik blijf trappen en hou een constant ritme aan, altijd tussen de 7 en 10 km/h. De weg is adembenemend; bomen en struiken overal om me heen die koele schaduw aanbieden als ik het nodig heb. Inmiddels heb ik Pap uit het oog verloren maar hij is natuurlijk een stuk terug. Ik blijf gewoon doortrappen. Na een kilometer of 6 komt er een vrachtwagen naar beneden en stop ik even aan de kant; dan pas merk ik dat ik nog niet eerder ben gestopt. Ik had me aan het begin van de klim voorgenomen om niet te stoppen omdat ik er van overtuigd ben dat als je eenmaal stopt je dan veel vaker wilt pauzeren, en daarom heb ik me die eerste pauze niet gegund. 

Al vlug na de vrachtwagen wordt de weg vlak, het rijdt rustig en sneller, en zo kom ik in Las Illas aan. Aan het dorp is er niet veel; het enige restaurant blijkt dicht te zijn en er zijn een paar mensen aan het kamperen op een veldje naast het plein. Toch is er iets heel interessants: een monument voor de vluchtelingen tijdens de Spaanse burgeroorlog, waarvan velen over deze bergpas naar Frankrijk zijn gegaan. Op het bordje, uit 1939, staat: "Aan alle Spaanse Republikeinse strijders die zijn gevlucht om de vrijheid te verdedigen." Op een steen ernaast staat ook: "Aan de Strijders van de Internationale Brigade die voor de vrijheid van Spanje en in de verdediging van haar republiek gevallen zijn." 

Het feit dat dat tweede bord pas in 1996 geplaatst werd is belangrijk. Spanje heeft nog steeds een grote wond die nog niet helemaal genezen is; mensen hebben zo lang niet kunnen praten over de andere kant van de burgeroorlog omdat Franco dat niet toeliet, zodat dit hoofdstuk nooit afgesloten is. Zo duurde het 60 jaar voordat de buitenlandse strijders werden geëerd voor hun bijdrage aan de strijd. Een van de mooiste filmpjes die ik ooit heb gezien is van een Engelsman die in 2006 onder de PSOE regering van Zapatero eindelijk voor zijn werk erkend werd. 

Nou ja, ik wijk af. Het stuk na Las Illas is nog zwaarder en ik begin er aan. Na een halve kilometer, meen ik echter mijn vader te horen; ik kijk op mijn telefoon en zie dan dat ik geen bereik heb. Het is misschien verstandiger als ik terug naar las Illias ga en daar op hem wacht. Als ik terug ben is hij net het dorp aan het verlaten om door te fietsen. We houden een korte pauze en besluiten door te trappen; het is niet lang meer naar de grens. Toch moeten we wel zo'n 200 meter klimmen en dat voelen we al snel; de weg begint een stijgingspercentage van 17-18% en de weg wordt telkens slechter (onverhard). Het lijkt wel of de Fransen niet willen dat we het land uit gaan. Toch blijven we doortrappen/lopen en komen een vriendelijke Engelse man tegen die vraagt of de weg even onverhard blijft aan deze kant; ik zeg van wel en vraag of het naar boven ook zo blijft; alleen maar een kilometer of twee en dan is het weer asfalt bij de grens. 

De grens! Met deze nieuwe informatie dat het zo dichtbij is pers ik er nog wat meer energie uit en fiets ik door de verbrokkelde weg omhoog, tot er een cirkel is waar de Franse weg eindigt: dit is Spanje!

Het is een erg rustige grens; er is geen mens, auto of dier te zien. Wat er wel te zien is, is nog een uitleg over de burgeroorlog; daar staat dat 500,000 mensen over de grens waren gevlucht om aan vervolging te ontsnappen. 

Een stukje verder, op een fantastische Spaanse asfalt weg rijden we naar beneden. Ik ben terug in mijn 'cebznsj nsjmmsj'. We genieten nog van mooie uitzichten langs de kant van de weg, en rijden dieper het dal in.

[Steven] Op een schitterende weg dalen we af richting Agullana, waar we willen slapen. We zoeven langs El Vasco en komen dan al snel op onze beoogde bestemming, die echter erg somber oogt. Hier willen we de nacht niet doorbrengen. 

We bekijken andere slaapopties en een hostal in Darnius lijkt ons wel wat. Ik bel op, vraag of we kunnen slapen en of er ook iets te eten is. Op beide vragen krijg ik positief antwoord. Als mijn vraag of men er goed eet ("si come bien?") ook bevestigend wordt beantwoord, nemen we het risico en reserveren een kamer. 

Na een vijftal kilometers - deels weer bergop! - arriveren we bij het hostal. De (Duitse?) mevrouw bij de balie blijkt een tang, maar de kamer is functioneel, schoon en goedkoop. 

We douchen en gaan dan naar beneden waar we door een aardige Braziliaanse een eenvoudige maar voedzame maaltijd voorgezet krijgen: mosselen op Catalaanse wijze, een spiesje met frites en sla, en wat ijs.

We gaan heerlijk slapen: we hebben het moeilijkste achter de rug, morgen gaan we naar Figueres en dan is de vakantie voorbij. 

Statistieken: 

Route: Ille-sur-Têt - Darnius
Afgelegde dagafstand: 78,41 km
Effectieve fietstijd: 5h06
Gemiddelde snelheid: 15,30 km/h
Topsnelheid: 50 km/uur
Totaal afgelegde afstand: 571,01 km




















Geen opmerkingen:

Een reactie posten